Overheid moet meer geld uittrekken voor bioboeren

door ing. Jan Everink

juni 2000

In het boerenbedrijf wordt gewerkt met levende wezens en daarom kunnen daar geen industriële principes worden toegepast. Vóór de naoorlogse hervorming van de agrarische sector had de boer een veel bredere taak dan uitsluitend landbouw en veeteelt. Hij was traditioneel tevens ecologische beheerder van de grond en het landschap. Het weer gezond maken van de agrarische bedrijfstak is alleen mogelijk met krachtige overheidssteun.

Agrarische industrialisatie

De moderne civilisatie is vaak nietsontziend als een plan in het kader van de "vooruitgang" tot werkelijkheid gemaakt moet worden. Een reeds vele jaren bestaande goed functionerende praxis wordt soms onverschillig vernietigd om plaats te maken voor iets totaal nieuws waarvan de waarde en de veiligheid geenszins bewezen zijn.

Op korte termijn lijken zulke moderniseringen inderdaad in bepaalde opzichten vaak succesvol te zijn. Zo heeft de industrialisatie van de agrarische bedrijfstak in eerste instantie inderdaad geleid tot verhoogde opbrengsten, maar de rekening kwam later. Bestrijdingsmiddelen vergiftigen de bodem en bereiken via de daarop gekweekte gewassen de lichamen van dieren en mensen. Monocultuur en overmatig kunstmestgebruik putten de bodem uit, met onder meer als gevolg dat in ons voedsel vele voor de gezondheid onmisbare substanties ontbreken of onvoldoende aanwezig zijn. Het milieu ondervindt ernstige schade door een overmaat aan ammoniak tengevolge van de intensieve veeteelt. Het vee leidt vaak een beklagenswaardig leven. Veel boerengezinnen leven onder de armoedegrens.

Men had kunnen bedenken dat industriële principes in het boerenbedrijf niet kunnen worden toegepast, omdat de boer werkt met levende wezens en met een levende omgeving. Vóór de naoorlogse hervormingen werden doorgevoerd had de boer tevens een maatschappelijke functie: die van beheerder van de grond en van de natuurlijke omgeving.

Hoogwaardige technologie

Waarom is destijds niet de weg ingeslagen van een geleidelijke verbetering van de doelmatigheid van het gemengde bedrijf, zonder de fundamentele principes van dit type onderneming aan te tasten? Steeds meer wordt duidelijk dat de huidige industriële landbouw en veeteelt grote schade aan het milieu veroorzaken. Daarom worden de boeren door de overheid onder druk gezet om maatregelen te nemen waardoor hun bedrijven minder milieuschadelijk zijn. Veel boeren kunnen de daarvoor nodige investeringen echter niet opbrengen en raken in problemen. Indien men na de oorlog de waarde van het traditionele boerenbedrijf had ingezien zouden deze problemen thans niet bestaan.

Onder meer doordat de introductie van kunstmest de natuurlijke mest voor een groot deel overbodig maakte werd het uitgebalanceerde systeem van het gemengde bedrijf verstoord. Kunstmest is een typisch moderne vernieuwing: zonder op systeem- aantastingen en schadelijke neven-effecten te letten heeft men alleen oog voor de opbrengstvergroting op korte termijn. Ook andere moderne agrarische ontwikkelingen als ruilverkaveling, overspecialisatie en het gebruik van giftige bestrijdingsmiddelen zijn het gemengde bedrijf tenslotte noodlottig geworden.

Als de experts van Wageningen in de jaren na de oorlog, toen het gemengde bedrijf nog volop floreerde, een studie van dit type boerenbedrijf hadden gemaakt zouden ze hebben kunnen vaststellen dat er een hoogwaardige technologie werd toegepast. Het gemengde bedrijf was, in tegenstelling tot het hedendaagse industriële agrarische bedrijf, een heelheid, een systeem.

Belangrijke fundamenten van het gemengde bedrijf waren: het zoveel mogelijk self-supporting zijn en het toepassen van het kringloop-principe binnen het bedrijf. Omdat de traditionele agrarische onderneming een op zichzelf staande kringloop vormde was zij daardoor ook tot op zeker hoogte onafhankelijk van de macro-economie. Als zodanig verleende de agrarische sector een stabiele basis aan de welvaart en de bestaanszekerheid van de bevolking.

Toegankelijk landschap

Boerderijen waren vroeger ook veel vriendelijker en toegankelijker dan vandaag de dag. In de omgeving van de boerderij was bijvoorbeeld voor kinderen altijd wel iets gaande dat de belangstelling trok: het optuigen en voor de wagen spannen van een paard, het inkuilen van aardappels, het plukken van fruit, het melken van de koeien, het voeren van de varkens en het pluimvee, het oogsten en dorsen van graan, het maken van boter, het binnenhalen van het hooi. Een geweldig plezier was het voor kinderen om op een boerenwagen te mogen meerijden.

Tijdens de speciaal daarvoor ingestelde aardappelvacantie kon je als kind 3 gulden per dag verdienen met aardappels rapen, een ongehoorde hoeveelheid geld. Na het werk werden aan de pomp de handen gewassen en werd vervolgens aangeschoven aan de grote tafel op de deel waar een stevig maal werd geserveerd.

Het landschap werd geheel door de aanwezigheid van het gemengde boerenbedrijf bepaald. Het was toegankelijk en afwisselend. De relatief kleine akkers en weilanden waren van elkaar gescheiden door houtwallen, die het landschap verfraaiden en nuttige functies voor het milieu vervulden. (De houtwallen zijn in Twente gelukkig grotendeels behouden gebleven.)

Er was een fijnmazig netwerk van landweggetjes en voetpaden, waarvan er vele over het land of het erf van een boer liepen. Niemand kwam op het idee dat je daar omdat het privé-terrein was niet zou mogen fietsen of lopen.

De akkers en weiden van een boer bevonden zich voor een deel vlakbij de boerderij maar waren voor een ander deel in de omtrek verspreid. Omdat het bezit van de boer verspreid was zag je veel verkeer met paard-en-wagen. Voor de boer was de rit naar huis, pijprokend op de kar gezeten terwijl het paard uit zichzelf in de goede richting sjokte, na het werk op het land een weldadige ontspanning.

Bioboeren

De vraag dient gesteld te worden of de argumenten betreffende de productiviteitsverhoging in de landbouw door de invoering van industriële principes wel juist waren. Niet in de berekeningen opgenomen waren de verliezen door schade aan het milieu, door achteruitgang van onze voedselkwaliteit, door aantasting van het landschap, door slechte leefomstandigheden voor het vee, en door verminderde bestaanszekerheid voor de boeren.

Gelukkig zien we thans dat met de opkomst van de bioboeren de principes van het gemengde bedrijf voor een deel weer in ere worden hersteld. De circa 1000 bioboeren in ons land gebruiken géén kunstmest en géén chemische bestrijdingsmiddelen. Ze zorgen voor een diervriendelijke huisvesting van het vee, voegen geen vreemde substanties toe aan het voer en houden zich verre van genetische modificatie.

Deze duizend bioboeren vormen echter nog slechts 1 procent van het totaal, een laag percentage vergeleken met landen als Oostenrijk (10%), Zwitserland (6%) en Denemarken (5%).

Bio-sector stimuleren

De omschakeling naar dier- en milieuvriendelijk boeren kost tijd en geld. Veel boeren zouden graag de stap naar een meer biologische bedrijfsvoering maken, maar kunnen het financieel niet opbrengen. De subsidie-regeling om de omschakeling mogelijk te maken en te stimuleren functioneert niet echt goed omdat de overheid er te weinig geld voor heeft uitgetrokken. Vorig jaar vroegen 175 boeren de subsidie aan, maar slechts voor 55 van hen was geld beschikbaar. Terecht stelde Ria Beckers van het Platform Biologica dat deze stimuleringsregeling tekort schiet.

Ook de geïntroduceerde nieuwe regeling gaat lang niet ver genoeg. Voor dit jaar is een bedrag van 20 miljoen beschikbaar, lang niet voldoende voor alle boeren die willen omschakelen. (In Zweden wordt 175 miljoen en in Denemarken 130 miljoen per jaar geïnvesteerd in biologische productie-methodes.)

Dat de boeren in problemen zijn geraakt is vooral te wijten aan het na de oorlog door de overheid gevoerde landbouwbeleid. Daarom moet de overheid thans het geld beschikbaar stellen dat nodig is om de agrarische sector weer gezond te maken, dat wil zeggen om uiteindelijk alle boeren in ons land te stimuleren en in staat te stellen weer een ecologische bedrijfsvoering toe te passen.


De publicatie van FiLOSCOOP wordt verzorgd door Bureau Everink te Almere
Copyright © 2000 by Bureau Everink