Hindoeïstische filosofie

Gelukkiger en succesvoller leven door herkenning en beheersing van de guna's

door Jan Everink

maart 2005

 

Volgens de hindoeïstische filosofie spelen drie sturende krachten een essentiële rol bij zowel het denken, het waarnemen als het handelen. Deze drie krachten zijn sattva, rajas en tamas. Tezamen worden ze aangeduid als de guna’s.
Sattva is de creatieve impuls waarmee iedere activiteit begint. Rajas stuurt de volgende fase, die vooral bestaat uit verandering. En tamas betreft de handhaving van de min of meer stabiele toestand die tenslotte wordt bereikt. Het herkennen en zoveel mogelijk onder controle brengen van de guna's is een belangrijke doelstelling bij het streven naar een hoger bewustzijnsniveau.


Purusha

Terwijl in de westerse cultuur de nadruk ligt op het beheersen van de natuur, het aanpassen van de omgeving aan de mens, staat in het hindoeïsme de eigen spirituele ontwikkeling centraal.

Een van de fundamenten van de westerse civilisatie is dat, om het bestaan leefbaar en aangenaam te maken en te houden, vooral gedetailleerde kennis nodig is van de materiële werkelijkheid. Volgens de hindoeïstische metafysica daarentegen is purusha, de spirituele werkelijkheid, superieur aan de in tijd en ruimte bestaande materiële werkelijkheid. De individuele purusha, de Atman, kan een toestand van verlichting bereiken, waarbij geen enkele situatie of gebeurtenis in de materiële werkelijkheid hem nog kan doen lijden of uit zijn evenwicht brengen. Een belangrijke stap naar die spirituele toestand is het verkrijgen van inzicht in de werking van de guna's, de drie sturende krachten in zowel de spirituele als de materiële werkelijkheid.


Spirituele bewustwording

Het denkende, waarnemende en creatieve Spirituele Ik wordt in het hindoeïsme aangeduid als de Atman. Daarmee wordt de spirituele essentie van de mens bedoeld, datgene waar het woordje "ik" uiteindelijk naar verwijst. De Atman is in staat om de werking van de guna’s te besturen.

Descartes zei "Ik denk, dus ik ben", en ieder mens kan gemakkelijk tot dezelfde conclusie komen. Zodra iemand beseft dat hij zélf, als Spiritueel Ik, zijn eigen gedachten creëert is de deur geopend naar verdere zelfrealisatie, naar ontwikkeling en uitbreiding van de spirituele vermogens.

Het zich bewust worden van de eigen spirituele aanwezigheid lijkt te worden bemoeilijkt door het feit dat de Atman de aandacht niet op zichzelf kan richten. De geest is altijd naar buiten gericht, altijd waarnemer en nooit datgene wat waargenomen wordt.

De Atman kan zich echter wel van zichzelf bewust worden door zijn eigen oorzakelijkheid te ervaren. De Atman is een creatief en oorzakelijk centrum en de guna's zijn het middel waarmee hij controle uitoefent over de werkelijkheid. De guna's zorgen dat de bedoelingen van de Atman worden gerealiseerd, maar ze worden daarbij vaak gehinderd door chaotische denkgewoonten en automatische reacties. Door zich méér bewust te worden van de guna's wordt de Atman zich ook meer bewust van zijn eigen werkzaamheid en daardoor ook van zichzelf.


Guna’s en denken

Om de guna's bewust te kunnen toepassen moet iemand deze sturende krachten eerst in zichzelf herkennen en begrijpen. Onder meer in zijn eigen denken kan de Atman sattva, rajas en tamas aan het werk zien en gebruiken.
Bij de vorming van gedachten zijn steeds drie stadia te onderscheiden. Sattva is het prille begin van een gedachte, de creatieve impuls waardoor de gedachte-vorming een aanvang neemt. In de sattva-fase komt de werking van de goddelijke bron ofwel Brahman het meest direct tot uiting. Dit is het primaire en creatieve begin van een idee, waarbij dit idee nog geen vorm heeft aangenomen en nog niet onder woorden is gebracht.

In de erop volgende rajas-fase verandert de gedachte snel van een onduidelijke denk-impuls in een concrete mentale voorstelling. Gedachten bestaan volgens de hindoeïstische filosofie uit chitta ofwel "denkmaterie". Een beginnende gedachte is nog vaag en onbepaald en heeft nog vrijwel geen massa. In de rajas-fase stuurt de Atman méér chitta naar de gedachte waardoor deze zich kan uitbreiden en veranderen in de richting van méér bepaaldheid en duidelijkheid. Meestal heel snel neemt de gedachte de vorm aan van een mentale voorstelling die bestaat uit woorden of beelden.
Zodra de gedachte een concrete inhoud heeft gekregen begint de tamas-fase. Het veranderingsproces is tot stilstand gekomen en het gevormde denkbeeld kan nu min of meer ongewijzigd in de tijd voortbestaan. In het denken is de tamas-fase vaak het meest verstoord. Gevormde gedachten worden vaak al weer door nieuwe gedachten verdrongen vóór de Atman ze duidelijk heeft waargenomen. Door oefening kan iemand zijn denken, en in het bijzonder de tamas-fase, beter op orde brengen.


Ordelijk denken

Als het denken onder besturing van de guna's plaatsvindt is het een creatieve en doelmatige activiteit. Als dat niet het geval is komen en gaan de gedachten in een chaotische stroom. Door de rol van de guna's bij het denken te herkennen en tot zijn recht te laten komen kan het denkproces méér onder controle worden gebracht. Dat geeft innerlijke kalmte en doelmatigheid. Als het denken goed wordt bestuurd creëert het Spirituele Ik in plaats van een stroom elkaar verdringende gedachten één voor één duidelijke denkbeelden, die hij vervolgens gedurende korte of langere tijd in zijn bewustzijn vasthoudt.

Ook leert hij om bewust te beslissen wat hij met een gevormd denkbeeld gaat doen. Hij kan het bijvoorbeeld als onbelangrijk verwerpen en laten verdwijnen. Hij kan ook besluiten om met iemand over een opgekomen gedachte te praten. Verder kan hij een gevormd denkbeeld gebruiken als onderdeel van zijn plannen in het leven.

 

Guna's en waarneming

De guna's vervullen niet alleen in het denken maar ook bij de waarneming een essentiële sturende rol. Hoewel we allen in dezelfde materiële omgeving leven ziet ieder mens die omgeving op zijn eigen manier. De Atman kan de omgeving mooi of lelijk, gedetailleerd of vaag, interessant of saai, waarnemen. Wat iemand ziet is een fenomenale realiteit die hij zelf creëert met behulp van de guna's.

Tijdens de sattva-fase van een perceptie-cyclus wordt de aandacht gericht op een bepaald object, een detail of een groter geheel. Dan volgt de rajas-fase: heel snel verandert de betreffende fenomenale realiteit van vaag en onduidelijk in specifiek en herkenbaar. Vervolgens kan de persoon in de tamas-fase gedurende korte of langere tijd naar de herkende realiteit blijven kijken.

In de hindoeïstische literatuur wordt erop gewezen dat de zintuigen vaak misleiden maar daaruit moet niet de conclusie worden getrokken dat beperking van de waarneming tot kennis en bewustzijnsverhoging leidt. Het verminderen van de aandacht en de perceptie heeft een bewustzijnsverlagend effect. Het gaat erom de activiteit van de zintuig-organen door middel van aandachtbeheersing te besturen. Met name is belangrijk dat de aandacht niet in een bepaalde richting wordt méégesleept. Als de aandacht ongecontroleerd is, zodat de evenwichtige werking van de guna's wordt belemmerd, dan wordt de hier-en-nu werkelijkheid chaotisch.


Guna's en actie

De guna's kunnen ook bij bij allerlei activiteiten een essentiële sturende functie vervullen. Lichamelijke activiteit is nodig om te kunnen leven. Alleen door intelligente actie kan de natuurlijke omgeving geschikt worden gemaakt en gehouden voor de mens. Actie, in de vorm van werk, is ook nodig om te voorzien in uiteenlopende levensbehoeften. Een actief leven is verder belangrijk omdat het lichaam alleen goed blijft functioneren als het veelvuldig wordt gebruikt voor uiteenlopende activiteiten. In het algemeen verloopt de actie beter en succesvoller als de Atman de guna's bewust bij iedere activiteit toepast.

Elke handeling en iedere werkzaamheid begint met de sattva-fase: het maken van een plan. Deze fase kan uit slechts een flitsende gedachte bestaan maar ook het maken van een min of meer uitgebreid ontwerp omvatten. Vervolgens vindt de daadwerkelijke actie plaats; dat is de rajas-fase. Het resultaat is tamas: een blijvende verandering in de materiële werkelijkheid.

Nemen we als voorbeeld het timmeren en in de tuin plaatsen van een vogelhuisje. Het bedenken van dit plan en het maken van een ontwerp is de sattva-fase. Daarna vindt de rajas-fase plaats: het kopen van de materialen, het timmerwerk en het plaatsen van het vogelhuisje in de tuin. Als het huisje klaar is en op zijn plaats staat begint de tamas-fase: de activiteit wordt beëindigd en het resultaat bestaat uit zichzelf voort in de materiële werkelijkheid.


Guna’s en natuur

In de natuur zijn de guna’s als een soort automatisme werkzaam. De natuur gaat zijn eigen gang en de werking van de guna’s is daar slechts in beperkte mate te besturen. Een materieel object ontstaat of wordt vervaardigd: de sattva-fase. Dan zien we het object geleidelijk veranderen, het wordt bijvoorbeeld in de loop der jaren door regen en wind aangetast; dat is de rajas-fase. Tenslotte wordt het ding gesloopt of valt het gewoon door ouderdom uit elkaar; dit is het einde ofwel tamas. Door de werking van de guna’s in de materiële omgeving te herkennen wordt het omgaan met de materiële werkelijkheid gemakkelijker. De Atman kan door gerichte activiteit de rajas-fase van een materieel object verlengen en tamas uitstellen. Het is bijvoorbeeld mogelijk om door regelmatig goed onderhoud te zorgen dat een auto heel lang mee gaat.

Ook in de levende natuur kan de werking van de guna’s worden waargenomen, namelijk als respectievelijk geboorte, vervolgens groei en verandering, en tenslotte verval en de dood. De in een organisme aanwezige Atman kan het verval door gezond te leven vertragen maar niet volledig stoppen. De dood is het moment dat de Atman het lichaam verlaat.

 

Guna’s en levensgeluk

Als de guna's niet worden herkend en zoveel mogelijk bestuurd heeft dat ongunstige effecten voor het levensgeluk tot gevolg. Denken en waarneming zijn dan chaotisch, er worden te veel of te weinig plannen gemaakt, activiteiten vinden te haastig plaats of duren te lang, begonnen werkzaamheden worden niet afgemaakt, nog bruikbare spullen worden vernietigd of afgedankt. Het leven wordt dan teleurstellend en de Atman komt in een toestand van verwarring. Dat kan weer tot gevolg hebben dat het bewustzijnsniveau verder achteruit gaat, waardoor de controle over de guna's verder vermindert en het leven verder ontspoord raakt.

Wanneer iemand daarentegen de guna's wel in zijn leven tot hun recht laat komen zal dit geluk en voorspoed teweeg brengen. Door de guna's bij alles wat men doet op de juiste manier te laten werken komt men dichter bij Brahman en kan men het leven beter aan. Problemen zijn dan makkelijker oplosbaar en worden minder als een belemmering ervaren. Tegenslagen kunnen dan gemakkelijker worden overwonnen en doelen worden eerder bereikt.


De publicatie van FiLOSCOOP wordt verzorgd door Bureau Everink te Almere
Copyright © 2005  Bureau Everink