juli
2007


Vitalistische levenskunst: prettiger en makkelijker leven door in jezelf te geloven

door Jan Everink

Lichamelijke activiteit wordt lichter, makkelijker en prettiger naarmate iemand over méér levensenergie beschikt. Ieder mens is in staat levensenergie, ofwel spirituele energie, te creëren maar dit vermogen wordt vaak niet gebruikt omdat men niet in zichzelf gelooft. Door een bewuste en actieve leefstijl kan iemand de productie van levensenergie weer op gang brengen.


Vitalisme

Het woord vitalisme is een verzamelterm waarmee de verschillende religieuze, filosofische en wetenschappelijke richtingen worden aangeduid die het bestaan van een spirituele werkelijkheid erkennen. Met name gaat het om het inzicht dat elk levend wezen een ziel heeft, een onstoffelijke essentie.


Vitalisme: een bewuste, actieve leefstijl

Het vitalisme staat als filosofie tegenover het in de huidige cultuur dominerende materialisme. Tot het eind van de 18e eeuw was het vitalisme maatschappelijk toonaangevend, maar werd toen verdrongen door het materialisme.

Het tijdperk van de Verlichting, dat na de Middeleeuwen begon, heeft de opmars van het materialisme niet kunnen tegenhouden. Na de Middeleeuwen begon de mens te zoeken naar rationele en praktisch toepasbare zekerheden. De grote doorbraak was het werk van de natuurkundige Isaac Newton. Hij bewees in de 17e eeuw dat het mogelijk is om in het materiële universum strenge wetmatigheden te ontdekken, die wiskundig geformuleerd kunnen worden. Newton introduceerde formules om het effect van de zwaartekracht op de banen van de planeten te berekenen. De bewegingen van de planeten waren door Copernicus en Kepler al wel beschreven, maar pas door het werk van Newton konden deze banen ook logisch verklaard worden.

Ook op het gebied van de filosofie en de religie bestond een streven om tot duidelijke rationele zekerheden te komen. Maar ondanks het werk van de verlichtingsfilosofen, die het vitalisme een rationele basis wilden geven, kwam de wereld in de ban van een misleidende theorie: dat er géén spirituele en uitsluitend een materiële realiteit bestaat.

Toch hebben de verlichtingsfilosofen de basis gelegd voor het hedendaagse rationele vitalisme. John Locke begon in de 17e eeuw het filosofische denken aan een kritische analyse te onderwerpen. Hoewel zijn conclusie dat alle ideeën voortkomen uit eerdere perceptie-ervaringen later is weerlegd heeft zijn systematische wijze van filosoferen veel navolging gekregen. Na Locke kwam Berkeley op grond van rationele overwegingen tot de conclusie dat de waargenomen werkelijkheid een spirituele creatie is. Iets bestaat doordat het wordt waargenomen, aldus Berkeley. In de 18e eeuw was het Hume die aan de filosofie van Berkeley een belangrijk inzicht toevoegde. De geesten creëren de hier-en-nu werkelijkheid terwijl ze waarnemen, maar dat betekent niet dat alles wat we zien slechts een illusie is, want de geesten zijn door een innerlijke noodzaak gedwongen de werkelijkheid als "echt" te ervaren.

De verlichtingsfilosofen waren er van overtuigd dat kennis en begrip betreffende de spirituele essentie van de mens veel nut zou kunnen hebben. Essentieel voor de verlichtingsfilosofie is dat de spirituele aanwezigheid, het bewustzijn, zeer reëel is en onderwerp van rationeel onderzoek kan zijn. Ondanks de overheersing van de materialistische filosofie zijn de ideeën van de verlichtingsfilosofen niet verloren gegaan. Hun invloed is tegenwoordig zelfs sterk aan het groeien. In het hedendaagse vitalisme kan men een opleving en voortzetting van de Verlichting zien.


Vitalistische levenskunst

Iemand hoeft niet te geloven in de vitalistische basiswaarheid dat hij een onstoffelijke geest is om profijt van een vitalistische leefstijl te hebben. Vitalistische levenskunst kan bijdragen tot een gelukkiger leven. Mensen voelen zich soms gelukkig en soms ongelukkig, en men meent doorgaans dat deze verschillen worden veroorzaakt door uitwendige factoren, door de omstandigheden waarin men verkeert. Voor een deel is dat ook zo, maar de belangrijkste invloed op het welbevinden, op het al dan niet ervaren van geluk, komt van de persoon zelf. Dat heeft vooral te maken met het feit dat de onstoffelijke geest in staat is om energie te creëren. Deze energie kan onder meer worden gebruikt om lichamelijke activiteit makkelijker te maken.

Spirituele energie is niet slechts een paranormaal fenomeen dat bij enkele mensen optreedt. Veel mensen creëren zonder het te beseffen als aanvulling op de lichamelijke energieproductie spirituele energie. De lichamelijke energieproductie is tamelijk ondoelmatig en gaat gepaard met verlies, afvalstoffen en schade. Maar toch is het nodig om eerst lichamelijke energie te produceren, vóór de productie van levensenergie op gang komt. De onstoffelijke geest gaat meestal pas energie creëren als het lichaam al op eigen kracht in actie is gekomen.

Vitalistische levenskunst kan worden omschreven als een manier van leven waardoor de levensenergie weer gaat stromen. Er zijn ook nog andere aspecten, maar de beschikbaarheid van levensenergie is heel belangrijk.
Een mens heeft deze spirituele energie nodig om een gelukkig leven te kunnen leiden. Als iemand helemaal afhankelijk is van de energie die uit de voeding komt is het leven onnodig zwaar.



Levensenergie

Door de eeuwen heen hebben geestelijke leiders en religiestichters verkondigd dat de mens bestaat uit een stoffelijk lichaam en een onstoffelijke geest. In deze tijd wordt er opnieuw naar gestreefd om dit basisprincipe van alle spirituele filosofieën en religies, het vitalisme, wetenschappelijk te onderbouwen en praktisch toe te passen. Al door de verlichtingsfilosofen werd begonnen met het rationeel verklaren en toepasbaar maken van het vitalisme en in deze tijd gaat die ontwikkeling in versneld tempo verder. Een belangrijk inzicht van het hedendaagse vitalisme, een inzicht dat grote praktische waarde heeft, is dat de onstoffelijke geest in staat is om energie te creëren.

Deze energie heeft geen ongunstige neveneffecten zoals de energie die uit voedsel wordt verkregen. De energieproductie uit voedsel is geen echte productie maar energieomzetting. Tijdens de spijsvertering worden moleculen afgebroken waarbij de energie die in deze moleculen was opgehoopt beschikbaar komt. Daarbij treedt echter verlies en schade op. Alleen spirituele energie-creatie is echte productie zonder negatieve bijeffecten.

Het fenomeen spirituele energie is veelvuldig filosofisch en wetenschappelijk onderzocht. Zo werden in de 19e eeuw door Karl Ludwig von Reichenbach experimenten verricht waarbij bleek dat levende wezens energie kunnen uitzenden. Hij noemde deze energie de Odische kracht.
In de 20e eeuw betoogde de Franse filosoof Henri Bergson dat de aanwezige orde in het universum alleen verklaard kan worden door het bestaan van een spirituele kracht, die door hem élan vital werd genoemd.

Interessant zijn ook de experimenten waarbij psychokinese werd aangetoond. Psychokinese is een paranormale toepassing van spirituele energie. Bij psychokinese wordt spirituele energie toegepast om bijvoorbeeld een tafel op te tillen zonder deze met de handen aan te raken. Ook wordt wel de term levitatie gebruikt, waarmee vooral het met spirituele energie optillen van het eigen lichaam wordt bedoeld. In het bekende boek “Psychokinese” van Michael H. Brown zijn vele ooggetuigenverslagen te lezen van het door middel van spirituele energie in beweging brengen van materie. Een aanrader voor mensen die van het bestaan van spirituele energie nog niet overtuigd zijn.

Dat niet alleen paranormaal begaafde personen maar in principe alle mensen over spirituele energie kunnen beschikken is vooral door het onderzoek van L. Ron Hubbard bekend geworden. In de boeken en lezingen van Hubbard zijn vele aanwijzingen te vinden over hoe iemand het vermogen tot het creëren van levensenergie kan verbeteren. Essentieel is dat activiteiten worden verricht uit vrije keuze en niet omdat men zich er toe voelt gedwongen. De levensenergie wordt belemmerd door dwang en komt beschikbaar door een ongedwongen en enthousiaste attitude.


Vitalisme en gemak

Tegenwoordig ervaren veel mensen dat ze te weinig energie hebben om alles te kunnen doen wat ze willen doen. Meestal wordt dan naar lichamelijke oorzaken gezocht en soms zijn die er inderdaad. Maar in de meeste gevallen is het energiegebrek een psychosomatisch fenomeen: omdat men als gevolg van het leven in een materialistische cultuur is gaan menen dat alleen het lichaam energie kan leveren is men niet meer in staat om levensenergie te creëren. Vaak heeft dat gemakzucht tot gevolg. De lichamelijke beperkingen worden als onoverkomelijk beschouwd en de enige oplossing lijkt dan te zijn dat men probeert activiteit te vermijden. Het gevolg daarvan is weer dat het energiegebrek nog erger wordt.

De vitalistische oplossing die wél werkt is het weer op gang brengen van de spirituele energieproductie. Een eenvoudige methode wat dit betreft is wandelen in een prettige natuurlijke omgeving. Mensen die regelmatig wandelen weten dat daarbij in het begin de vermoeidheid vaak lijkt toe te nemen, maar als men blijft dóórwandelen op zeker moment verdwijnt.

Als iemand steeds toegeeft aan beginmoeheid kan dat ertoe leiden dat men meent aan “chronische vermoeidheid” te lijden. Meestal is “chronische vermoeidheid” niets anders dan het nooit echt op gang komen. Door al wandelend over de beginmoeheid héén te komen gaat iemand zich weer fit en energiek voelen. Als men dan dóór blijft wandelen treedt pas veel later echte vermoeidheid op.

De beginvermoeidheid die optreedt vóór men met een activiteit begint, of terwijl men net begonnen is, moet niet worden verward met echte vermoeidheid. Echte vermoeidheid komt na sterke of langdurige inspanning en de signalen ervan moeten niet genegeerd worden. Als bij hardlopen bijvoorbeeld ademnood optreedt dan is het tijd om langzaam te gaan lopen of een pauze te nemen.



Flow, een spiritueel fenomeen

Er wordt wel gezegd dat door een flinke wandeling de “accu weer wordt opgeladen”, maar dat is niet helemaal precies wat er echt gebeurt. De werkelijke oorzaak van het zich weer energiek voelen is dat de productie van levensenergie weer is opgestart. Dan begint de zogenoemde “flow”. Mensen die doelgericht ergens mee bezig zijn voelen zich meestal opmerkelijk gelukkig. Het psychologische begrip flow beschrijft dit verschijnsel maar verklaart het niet. Vanuit het vitalisme is flow wel verklaarbaar.

De spirituele persoon, het ik, houdt van actie. Als de mens alleen uit materie bestond dan zou passiviteit altijd worden verkozen boven activiteit. Bij elk materieel systeem bestaat namelijk de tendens om tot stilstand te komen. Als een systeem energie uit de omgeving opneemt, voeding dus, en deze energie omzet naar energie die gebruikt kan worden voor actie, dan ontstaat daarbij altijd schadelijke afval-energie.

In het lichaam gaat activiteit onder meer gepaard met het ontstaan van zogenoemde vrije radicalen, schadelijke deeltjes die de lichaamsweefsels kunnen aantasten. Daarom heeft het lichaam veelal een activiteit-mijdende attitude. Toch staat vast dat mensen en ook dieren heel vaak actief zijn en dat ook duidelijk prettig vinden. Door onderzoek is bekend dat doelgerichte activiteit gelukkig maakt. Dit verschijnsel wordt “flow” genoemd maar die aanduiding is nog geen verklaring. Het verschijnsel flow is mysterieus vanuit de materialistische menswetenschappen maar goed te begrijpen op grond van het vitalisme.

Flow treedt op zodra de ziel, de onstoffelijke geest, erin slaagt om de lichamelijke neiging tot rust en traagheid te overwinnen. De ervaring die wordt aangeduid met flow is de normale toestand van de ziel, maar deze toestand wordt vaak niet gerealiseerd omdat het lichaam vaak vraagt om traagheid en rust. Pas als de ziel de traagheid van het lichaam heeft overwonnen ontstaat flow.

Dus is het beginnen met een activiteit altijd moeilijk. Kinderen zijn meestal nog in staat om heel snel in een toestand van flow te komen, maar bij de meeste volwassenen duurt het wat langer. Veel mensen slagen er nooit in om flow te bereiken.

De gedachte dat geluk kan worden bereikt door “heerlijk niets doen” komt voort uit de identificatie van de ziel met het lichaam. Deze vereenzelviging is funest voor het vermogen om gelukkig te zijn. In het materiële universum kan geen echte energieproductie plaatsvinden, zo werd in 1847 ontdekt door Hermann von Helmholtz. Maar de onstoffelijke geest kan wél energie creëren want deze is géén onderdeel van het materiële universum.

Als iemand zich echter volledig vereenzelvigt met zijn stoffelijke lichaam heeft dat een belemmerend effect wat betreft de productie van spirituele energie. Die persoon kan moeilijk begrijpen dat beginmoeheid verdwijnt door activiteit.


Flow bevorderen door vaardigheid

Zodra de onstoffelijke geest begint energie te creëren wordt de activiteit waar men mee bezig is heel gemakkelijk. Het gaat moeiteloos en met plezier want de lichamelijke traagheid heeft dan vrijwel geen invloed.

Deze toestand van flow kan echter vrijwel alleen worden bereikt als men iets doet waar men een zekere vaardigheid in heeft. Er zijn twee soorten gemak: door het actief toepassen van vaardigheid en door gemaksvoorzieningen. Gemak door actie en vaardigheid kan flow veroorzaken; dat soort gemak heeft een positief effect op het welbevinden. Maar als gemak betekent dat door het gebruik van voorzieningen lichamelijke inspanning overbodig is heeft dat een ongunstig effect. Allerlei technische snufjes zijn prima zolang ze niet leiden tot vermindering van activiteit.

In het Thomas-evangelie, dat onderdeel is van de Nag-Hammadi teksten, is te lezen dat Jezus heeft gezegd: “Wie meester is geworden over het lichaam is superieur aan de wereld.” Deze Nag-Hammadi teksten werden waarschijnlijk in de vierde eeuw na Christus door kloosterlingen verstopt omdat er in die tijd een actie vanuit de kerk aan de gang was om alle niet-orthodoxe geschriften te vernietigen. In 1945 werden ze door een Egyptische boer in een grote kruik teruggevonden. Deze teksten zijn veel meer in overeenstemming met het gnostische Christendom dan met de officiële leer van de kerk. Uit deze teksten blijkt dat Christus een vitalistische levensfilosofie leerde. Essentieel in het vitalisme is dat de onstoffelijke geest in staat is om energie te creëren.

Deze spirituele energie is nodig om de neiging tot entropie, de natuurlijke toename van chaos, in het universum te overwinnen. In de materie bestaat de wet van de toenemende entropie. Deze wet, die in 1865 werd geformuleerd door Rudolf Clausius, en die ook wel de tweede wet van de energetica wordt genoemd, is voor natuurkundigen een vaststaand gegeven. De mens is in staat tot productie, tot het tegengaan van de tweede wet van de energetica, maar men moet daartoe wel eerst bepaalde vaardigheden aanleren. Het gaat erom dat men het lichaam traint zodat het bepaalde nuttige activiteiten kan verrichten. Ook veel dieren kunnen vaardigheden aanleren maar lang niet in die mate als mensen.

Maar ook bij de mens kan de entropie-neiging gemakkelijk sterker worden dan het streven van de onstoffelijke geest om actief en creatief te zijn. Iedere geest die in een lichaam is geïncarneerd zal te maken krijgen met de lichamelijke vorm van entropie ofwel gemakzucht. Er is een bewuste keuze en actieve inspanning voor nodig om deze neiging van het lichaam te overwinnen. Een doeltreffende methode daartoe is om vaak te wandelen, want wandelen is een lichamelijke vaardigheid die vrijwel iedereen beheerst. Maar iemand die niet regelmatig wandelt zal als hij een keer wel gaat wandelen al vrij gauw vermoeidheidsgevoelens ervaren. Het lichaam begint dan al bij relatief weinig inspanning te protesteren. Als men verder wandelt verdwijnt deze beginmoeheid omdat de spirituele energie dan begint los te komen.
Hoe meer lichamelijke vaardigheden iemand beheerst hoe beter. Beginmoeheid verdwijnt in het algemeen snel als men iets doet waarin men geoefend is.


In jezelf geloven

Veel mensen zijn door de invloed van de materialistische wetenschappen gaan denken dat alle vermogens lichamelijk van aard zijn. Daardoor heeft men geen zelfvertrouwen want men beseft dat de mogelijkheden van het lichaam beperkt zijn. Maar in noodsituaties zijn mensen soms tot veel meer in staat dan ze meenden te kunnen. In zo’n situatie wordt iemand zélf, als onstoffelijke geest, actief om de situatie tot een goed einde te brengen.

Dat het belangrijk is om in jezelf te geloven is onder meer sterk benadrukt door Jezus Christus. “Het Koninkrijk van God is in u,” zei hij. De essentie van de leer van Christus, en ook van het vitalisme, is dat de mens bestaat uit een stoffelijk lichaam en een onstoffelijke geest. De onstoffelijke geest is het eigenlijke “ik” van de persoon en dit “ik” beschikt over vermogens die veel intelligenter en sterker zijn dan de lichamelijke vermogens. Deze vermogens kunnen echter alleen aan de dag treden als iemand in zichzelf gelooft.

In de Christelijke kerk zijn de spirituele vermogens van de mens onvoldoende erkend. De afhankelijkheid van en gehoorzaamheid aan God werd vaak centraal gesteld. In het Humanistische Christendom, dat na de Middeleeuwen begon op te komen, is juist de eigen geestkracht weer essentieel. De enorme rijkdom van ieder mens, het Koninkrijk van God binnenin iedere mens, bestaat uit vermogens die toegepast kunnen worden.

De genialiteit van bijvoorbeeld Leonardo da Vinci had alles te maken met het feit dat hij humanist was. Hij stelde zeer hoge eisen aan zichzelf omdat hij wist dat hij als spiritueel wezen over vrijwel onbegrensde mogelijkheden beschikte. In jezelf geloven betekent niet dat je atheïstisch bent, maar dat de belangrijkste zekerheid in het leven de eigen onstoffelijke geest, de eigen bewuste aanwezigheid is. Verreweg de meeste mensen geloven in het bestaan van God. Zelfs in deze materialistische tijd noemt slechts één op de 7 mensen zichzelf atheïst, zo is onlangs uit een onderzoek gebleken. De vraag is echter of iemand die niet in zichzelf gelooft ooit met God in communicatie kan komen. Als men niet beseft dat men zelf een spiritueel wezen is, hoe kan men dan in contact treden met een zeer hoog en machtig spiritueel wezen als God?


Doelbewust actief zijn

Iedereen kan voor zichzelf constateren dat hij bewustzijn heeft, dus spiritueel aanwezig is. Door je wakkere, bewuste toestand te vergelijken met droomloze slaap of bewusteloosheid besef je dat het bewustzijn een werkelijk bestaand iets is. Dan wordt het bewustzijn zich bewust van zichzelf.

Ook materialisten, mensen die volhouden dat er geen onstoffelijke geest bestaat, kunnen niet ontkennen dat ze bewustzijn hebben. In de materialistische filosofie wordt het bewustzijn verklaard als een vorm van emergentie. Daaronder wordt verstaan dat een complex geheel méér is dan de samenstellende onderdelen. Maar emergentie kan het fenomeen bewustzijn niet echt verklaren, want bewustzijn is niet slechts een toegevoegde functie maar iets van een totaal andere orde. Alleen een onstoffelijke geest ofwel ziel kan bewust zijn.

De ziel wil zijn creatieve vermogens zoveel mogelijk gebruiken en dat kan door doelgerichte actie, want doelgerichte actie is altijd creatief. Als gevolg van de overheersende materialistische filosofie komt de economie vandaag de dag echter vooral tegemoet aan de lichamelijke gemakzucht in plaats van aan de spirituele op actie gerichte drijfveer. We leven in een druk-op-de-knop maatschappij. Het is al mogelijk om met één afstandsbediening allerlei verschillende apparaten in huis te bedienen. Zelfs het naar een apparaat lopen om het met een druk op de knop aan of uit te zetten is al teveel actie in de hedendaagse samenleving.

Vitalistische levenskunst betekent vooral dat men zich niet laat beïnvloeden door deze tendens in de samenleving. Koffers hebben tegenwoordig wieltjes voor het gemak, maar je kunt een koffer ook gewoon aan het handvat meedragen. Overal zijn liften maar niets belet je om gewoon de trap te nemen als het maar om enkele verdiepingen gaat. En lopen is voor korte afstanden veel praktischer dan met de auto gaan.

Belangrijk is ook dat men zich steeds opnieuw doelen blijft stellen die een uitdaging vormen. Als iemands beroepsactiviteit in de loop der jaren door de ervaring steeds makkelijker wordt dan kan dat ertoe leiden dat men op zijn lauweren gaat rusten. Dan worden de verworven vaardigheden niet gebruikt voor optimale actie. Als er geen uitdaging is dan vormt de activiteit geen stimulans tot het beschikbaar komen van levensenergie.

Vitalistische levenskunst betekent op de eerste plaats: activiteit en uitdaging in het dagelijkse leven brengen.


De publicatie van FiLOSCOOP wordt verzorgd door Bureau Everink te Almere
Copyright © 2007 - 2011 Bureau Everink

free hit counter