april
2012

Beeldend kunstenaar en auteur
 Jan Rood woont en werkt
 in Amsterdam


Met andere ogen naar bomen kijken

door Jan Rood

We hebben er dagelijks mee te maken, ze zijn van essentieel belang voor onze zuurstofvoorziening en zien er nog mooi uit ook. Ik heb het over bomen. Je besteedt er normaal gesproken weinig aandacht aan, althans zo was het bij mij, maar als je er wat beter naar kijkt en er meer over aan de weet komt, gaan ze meer leven en zie je ze met andere ogen.
Van het herkennen van bomen kun je een leuke hobby maken. Als je er op gaat letten zie je steeds meer interessante kenmerken en eigenaardigheden van de vele boomsoorten die er zijn.
In dit artikel aandacht voor een vijftal bekende bomen: de eik, de tamme kastanje, de wilde kastanje, de es en de lijsterbes.


De eik heeft vaak een wijd uitgespreide kroon.
Foto Jan Rood.


De eik

Het woord eik komt van het Oudindische igja, wat verering betekent. De wetenschappelijke naam is Quercus, een woord dat is afgeleid van de Indo-Germaanse naam perkus, wat vuurbrand betekent omdat hij met vuur en vruchtbaarheid is verbonden. Ooit besloegen uitgestrekte eikenwouden grote delen van Europa. De boom behoort tot het geslacht der loofbomen en er zijn vele soorten eiken, maar in Nederland hebben we het meestal over de zomereik.

Deze boom groeit op veel plaatsen en hij kan heel oud worden. Zomereiken zijn vaak al op afstand te herkennen aan hun wijd uitgespreide kroon die soms vrijwel meteen boven de grond begint. Als je dichterbij komt zie je al gauw andere kenmerken: de diepgegroefde schors, de typische gelobde bladeren en in het najaar natuurlijk de eikels die aan de boom zitten en er onder liggen.

Eikenhout is hard en sterk maar toch vrij makkelijk te bewerken. Tot de 17de eeuw was eikenhout heel belangrijk voor de scheepsbouw en meubelen, zoals kerkmeubelen. Taan, geelrode verfstof uit eikenschors gemaakt, diende voor het conserveren van zeilen en visnetten. Tegenwoordig wordt eikenhout nog gebruikt voor vloeren, deuren, steigerhout, enzovoort. Voor zijn verspreiding is de eik afhankelijk van dieren als de Vlaamse gaai en eekhoorn omdat deze de vruchten van de eik, de eikels, als wintervoorraad begraven. In de middeleeuwen waren eikels ook belangrijk als varkensvoer. Wilde zwijnen, herten en eekhoorns zijn er gek op.

Eiken worden zo’n 20 tot 25 meter hoog. Met name vrijstaande eiken kunnen een enorme omvang bereiken, na 100 jaar zo’n 2,5 tot 3 meter en reuzen kunnen, na 300 jaar, wel zo’n 9 tot 12 meter in omtrek worden.


De eetbare tamme kastanje heeft
een bolster met lange stekels.
Foto Pannonia.


De tamme kastanje

De tamme kastanjeboom (Castanea sativa) is goed te herkennen aan zijn vruchten, de kastanjes, die zijn omgeven door een hard omhulsel, de bolster. Bij de tamme kastanje heeft deze bolster veel lange stekels, waardoor je hem gemakkelijk kan onderscheiden van de wilde kastanje. De tamme kastanje hoort bij de beukenfamilie en zijn vrucht kan in tegenstelling tot die van de wilde kastanjeboom worden gegeten.

In het najaar vallen de kastanjes van de bomen. Als ze op de grond liggen is de bolster meestal open zodat je de kastanjes er gemakkelijk uit kunt halen. Er zitten vaak twee of drie kleine kastanjes in een bolster. Gepoft of gekookt en van hun schil ontdaan worden tamme kastanjes door veel mensen als een lekkernij beschouwd.

De tamme kastanjeboom is ook herkenbaar aan zijn lange, grof gezaagde bladeren. Na het uitlopen ervan verschijnen de mannelijke bloemen die als een parelsnoer aan rechtopstaande, lange katjes zitten. Aan de bovenzijde zijn de bladeren donkergroen, aan de onderzijde wat lichter.


De wilde kastanje, een sierlijke boom
 die vaak wordt aangeplant.
Foto Jan Rood.
 

De naam Castanea sativa komt van de Griekse stad Kastanéia, waar hij gecultiveerd werd. De Romeinen veranderden de naam in Castanea. De toevoeging sativa betekent gecultiveerd. Waarschijnlijk hebben de Kelten de vruchten meegenomen en zo voor de verspreiding gezorgd. Later gingen de Romeinen de tamme kastanje verbouwen om hun manschappen ermee van voedsel te voorzien. De kastanjes zijn namelijk erg voedzaam en bevatten zetmeel, proteïne, suiker en vitamines B1, B2 en C. Het hout is houdbaarder dan eikenhout en daarom zeer geschikt voor het vervaardigen van tuinmeubels, bruggen, steunpalen en vaten. Vroeger noemde men de vruchten ook wel ‘de aardappel van de armen’. Eekhoorntjes, Vlaamse gaaien, kraaien, muizen en wilde zwijnen zijn dol op de kastanjes en zorgen ook voor de verspreiding.

De boom wordt zo’n 30 tot 35 meter hoog en kan wel 500 tot 1500 jaar oud worden. In Sant’Alfio op Sicilië staat een boom van ruim 2000 jaar oud. In Nederland, met name in het zuidoosten, en in België komt de boom verwilderd voor.


De wilde kastanje

De vruchten van de witte of wilde (paarden)kastanje (Aesculus hippocastanum) die bij de zeepboomfamilie hoort zijn niet eetbaar en zelfs giftig. Hieronder valt ook de rode paardenkastanje (Aesculus carnea), wat een gekweekte soort is.

De wilde kastanjeboom is goed herkenbaar aan de bladeren, die lijken op grote handen met vijf tot zeven spits toelopende vingers. De bloempjes vormen pluimen van 15-30 cm lang die rechtop staan. In mei en juni bieden in bloei staande kastanjebomen door deze grote witte bloemtrossen een prachtige aanblik. De bolsters van de wilde kastanje zijn groen, bolvormig en hebben in tegenstelling tot de tamme kastanje maar heel korte stekels. Elke bolster bevat één grote, houtachtige kastanje.


De es dankt zijn naam waarschijnlijk
aan de asgrijze kleur van de schors.
Foto Jan Rood.

De wilde kastanje kom je in onze streken regelmatig tegen. Oorspronkelijk komt hij uit de Balkan en Klein-Azië en het eerste exemplaar werd in 1608 in de Leidse Hortus Botanicus aangeplant. De soort wordt veel aangeplant vanwege zijn sierwaarde en is goed bestand tegen luchtvervuiling. Hij kan zo’n 250 jaar oud en zo’n 25 meter hoog worden.

De naam paardenkastanje is afkomstig van het feit dat er een hoefijzervormig litteken op de tak achterblijft als er een blad afvalt en niet zozeer omdat paarden de vruchten graag eten, wat meer door varkens en wilde zwijnen gebeurt. De paardenkastanje wordt nog steeds medicinaal gebruikt, zoals bij doorbloedingsstoornissen, bloeduitstortingen, jicht en wintervoeten.

Naast de witte, komt de nauw verwante rode Aesculus carnea ook veel voor. Dit is een kruising tussen de witte en de Aesculus pavia, de rode kastanje. De maximale hoogte is zo’n 20 meter. De bladeren lijken op die van de witte paardenkastanje, maar de deelblaadjes zijn ruiger en kleiner. De bloemen zijn roze tot rood en vormen rechtopstaande trossen van 10-20 cm lang. De bolsters zijn meestal niet stekelig en elke bolster bevat twee tot drie dofbruine, kleine kastanjes.

De laatste jaren heeft de paardenkastanje met diverse ziektes te maken waarvan er één veroorzaakt wordt door de kastanjemineermot waardoor de boom er in de zomer al uitziet alsof het al volop herfst is.


De es

De es (Fraxinus excelsior) hoort tot de olijffamilie. Het is een snelgroeiende loofboom die overal in Europa voorkomt en tot 40 m hoog kan worden. Hij is herkenbaar aan onder meer zijn askleurige stam en zijn oneven geveerde blad, dat uit zeven tot dertien deelblaadjes bestaat. De purperrode bloempluimen verschijnen voordat de bladeren uitlopen. De crèmekleurige bloemen ontwikkelen zich tot gevleugelde nootvruchten die lange tijd in trossen aan de boom blijven hangen.


Het blad van de es: oneven
aantal deelblaadjes.
Foto Michael Mattner.

De naam es komt waarschijnlijk vanwege de asgrijze kleur van de schors, maar kan ook afkomstig zijn van het Griekse woord ask wat speer betekent, omdat de Grieken essenhout gebruikten voor de vervaardiging van hun speren. De Latijnse naam Fraxinus excelsior heeft te maken met de hoogte van de boom. Fraxinus betekent es of lans en excelsior betekent hoger (dan andere bomen).

Er bestaan ruim zestig soorten essen. Van essenhout werden vroeger wagens en koetsen gemaakt omdat het hard, taai, maar toch elastisch en buigzaam is. Tegenwoordig wordt het gebruikt voor turntoestellen, meubels, biljartstokken, stelen voor werktuigen, honkbalknuppels, parket, trappen.


De lijsterbes

De lijsterbes is een opvallende boomsoort die je vaak al van een afstand herkent. Hij zit in het voorjaar vol crèmekleurige bloemen en in het najaar heeft hij grote hoeveelheden oranjekleurige vruchten. Door de bloesem in het voorjaar en daarna door de overvloed aan oranje besjes vormt een lijsterbes vaak een fraai onderdeel van het landschap. Naast dat je ze in bossen, tuinen en parken vindt, staan ze in het wild soms op de vreemdste plaatsen. Kijk maar eens uit de trein.


De lijsterbes, een opvallende boom,
dankzij de oranjekleurige besjes.
Foto Jan Rood.

De winterharde boom is een belangrijke voedselbron voor veel vogelsoorten zoals de spreeuw en de lijster. Vandaar de Nederlandse naam. De Latijnse naam is Sorbus aucuparia, wat vogelvangst betekent, dit omdat de bessen door de Romeinen als lokaas werden gebruikt. De boom kan een hoogte van zo’n 15 meter bereiken. Typisch is het geveerde blad: 7 tot 13 lancetvormige zijblaadjes. De lijsterbes bloeit in mei en de crèmekleurige bloemen geuren sterk en zijn dan ook zeer in trek bij insecten zoals wespen. De opvallende oranjerode vrucht is in augustus rijp. Vogels zorgen voor de verspreiding omdat de onverteerbare zaden het lichaam via de ontlasting weer verlaten. Er zijn wel 100 soorten maar in Nederland en België is alleen de wilde lijsterbes ingeburgerd.

Zinnebeeldig staat de lijsterbes voor wijsheid en kracht. Bij de Kelten was het de toverboom en verder werd de boom van oudsher als een afweermiddel tegen hekserij beschouwd. Bij de Grieken was hij aan de godin van de liefde, Afrodite, gewijd. Van het hout worden meubels, keukengerei en gymnastiektoestellen gemaakt. De vruchten kunnen ook tot jam worden verwerkt. De lijsterbessen zijn rijk aan vitamine C en kunnen verwerkt worden tot wijn of sterke drank.