juli
2012

          

Van fatalisme naar vitalisme

door Jan Everink

In deze tijd overheerst in de samenleving nog steeds een fatalistische filosofie: het materialisme. Volgens die denkrichting is een mens niets anders dan een complex chemisch systeem. Elke daad en zelfs elke gedachte wordt verondersteld slechts een gevolg te zijn van fysische oorzaken. Maar veel mensen beseffen intuïtief dat dit concept van de mens niet juist kan zijn. Ze ervaren zichzelf en de medemens als bewuste zielen met vrije keuzemogelijkheid. Door onderlinge communicatie groeit de zekerheid dat deze intuïtie inderdaad juist is.
 

Filosofisch fatalisme door de eeuwen heen

In grote lijnen zijn in de filosofie-geschiedenis twee tegengestelde stromingen te onderscheiden: vitalisme en fatalisme. Het vitalisme is in overeenstemming met de intuïtie en beleving dat je als mens zelf plannen kunt maken, besluiten kunt nemen en situaties kunt veranderen. Maar in de filosofie zijn door de eeuwen heen stromingen geweest die iets anders beweren. Deze denkrichtingen hebben als eindconclusie dat er geen keuzevrijheid en geen creatieve actie kan bestaan.

Ze verkondigen een vorm van predestinatie en leiden tot een fatalistische levenshouding. Men moet volgens deze theorieën de omstandigheden altijd accepteren zoals ze zijn. Het gaat nu eenmaal zoals het gaat en we moeten berusten in ons lot. Ook het aanbevelen van een op vooral het eigenbelang gerichte leefwijze is vaak onderdeel van deze fatalistische richtingen in de filosofie. Daarbij wordt verwezen naar de natuur, waar het recht van de sterkste geldt. De mens is onderdeel van de natuur en dus genoodzaakt om zich aan deze "natuurwet" te houden, is de redenering.

In sommige richtingen van de oude Indiase filosofie is het fatalisme aanwezig onder de naam advaita ofwel non-dualisme. Volgens deze leer is de tweedeling tussen het denkende subject enerzijds en de objectieve wereld anderzijds niet reëel. Er bestaat volgens het non-dualisme maar één werkelijkheid die alles omvat, en daarom doet het er niet toe wat de individuele persoon denkt, nastreeft, besluit of doet.

In het oude Griekenland verkondigden sommige sofisten een fatalistische leer die veel op dit Indiase non-dualisme leek. De sofisten hadden als filosofisch uitgangspunt dat de waarheid niet van belang is en dat het gebruik van de taal uitsluitend het bevorderen van het eigenbelang tot doel heeft. Met name de sofist Gorgias ging wat dit betreft heel ver; hij stelde dat er helemaal geen werkelijkheid bestaat en dat het zoeken naar ware kennis over de werkelijkheid dus zinloos is.



  Socrates bracht zijn toehoorders door
het stellen van vragen tot nieuwe
inzichten. Foto Vasiliki Varvaki.
 

In de Middeleeuwen overheerste in de Christelijke wereld de predestinatieleer van Augustinus. De essentie daarvan was dat alles al voorbeschikt is, dus ook of iemand na zijn dood naar de hemel of naar de hel gaat. Ook binnen het Calvinisme kan deze fatalistische predestinatieleer worden aangetroffen.
 

Deze tijd: materialistische predestinatie

De in onze tijd overheersende fatalistische filosofie is het materialisme, de volledige ontkenning van de spirituele realiteit. Volgens deze opvatting moet het woord psyche worden opgevat als een abstract begrip dat te maken heeft met de werking van de hersenen. In het materialistische denken worden ideeën over het bestaan van spirituele entiteiten ofwel zielen als onwetenschappelijk beschouwd. Omdat er volgens de materialistische wetenschap geen zielen bestaan wordt veel belang gehecht aan de werking van de hersenen.

Als gevolg daarvan zien we onder meer een lawine van boeken met titels waarin het woord "brein" voorkomt. In deze publicaties staan allerlei opvattingen over de psychische hoedanigheden van mensen, waarbij wordt gesuggereerd dat het gaat om kennis die is verkregen door wetenschappelijk onderzoek van de hersenen. Het misleidende van deze breinboeken is dat ze zonder enig bewijs uitgaan van de veronderstelling dat het menselijke doen en laten geheel en al door processen in de hersenen wordt gestuurd. Je zoekt in deze boeken tevergeefs naar informatie over de wijze waarop het bewustzijn met de hersenen communiceert. Dat interessante probleem blijft buiten beschouwing, want het idee dat de hersenen signalen van het bewustzijn kunnen opvangen is volgens het materialisme onwetenschappelijk.

Deze boeken waarin de psyche wordt beschouwd als slechts een functie van de hersenen bevorderen, wellicht onbedoeld, de verdere opmars van de chemische psychiatrie. Het voorschrijven van chemische middelen die ingrijpen op de hersenwerking lijkt steeds meer een normale psychische behandelmethode te worden. Kinderen en volwassenen met psychische problemen krijgen psychofarmaca te slikken, medicijnen waarvan bekend is dat ze niet echt helpen en vaak zeer schadelijke bijwerkingen hebben. (Zie mijn artikel hierover in FiLOSCOOP van juni 2010.) De gewoonte om psychische stoornissen met chemische middelen te bestrijden is slechts één gevolg van het materialisme in de wetenschap. In het algemeen heeft het materialisme, evenals de predestinatie-filosofieën uit het verleden, geleid tot een fatalistische levenshouding.
 

Overeenkomst met periode in de oude Griekse cultuur

De tegenwoordige situatie in de westerse wereld is enigszins vergelijkbaar met het Griekenland van Socrates, ruim 400 jaar voor Christus. De Grieken hadden hun samenleving met succes tegen de Perzen verdedigd en er heerste een zelfvoldane stemming in met name de Griekse stadstaat Athene. Maar ondanks de maatschappelijke bloei was voor veel Atheners het leven allesbehalve gelukkig. De misstanden in de samenleving werden niet serieus aangepakt en veel mensen hadden een fatalistische kijk op de wereld. De kennisoverdracht was voornamelijk in handen van de sofisten, rondtrekkende leraren die les gaven in uiteenlopende onderwerpen. Ze onderwezen dat het gebruik van de taal er vooral op gericht moet zijn persoonlijk succes te verwerven en te behouden. Die opvatting leidde er toe dat aan de voor veel mensen slechte omstandigheden in de samenleving nauwelijks iets werd gedaan.

Het was in deze situatie dat de filosoof Socrates de aanzet gaf tot een andere koers. Door het stellen van vragen leidde Socrates zijn toehoorders tot belangrijke inzichten. Hij maakte onder meer duidelijk dat het ik, de ziel, onsterfelijk is.

De sofisten stelden dat een mens geen ware kennis nodig heeft maar alleen welsprekendheid om het eigenbelang te dienen. Ook in de tegenwoordige tijd kom je die opvatting vaak tegen, maar er is wel een groot verschil tussen de hedendaagse situatie en die in het oude Griekenland. De tegenwoordige nadruk op eigenbelang komt voort uit het materialisme, het dogma dat er uitsluitend een materiële en geen spirituele werkelijkheid bestaat.
 

Materialisme en consumentisme

De mens wordt in de mainstream-wetenschap gezien als een complex chemisch systeem, hetgeen inhoudt dat elke daad en zelfs elke gedachte slechts voortkomt uit fysische oorzaken. Er kan volgens deze opvatting geen vrije keuze, creativiteit of verantwoordelijkheid bestaan. In de op dit mechanistische mensbeeld gebaseerde economie worden de menselijke behoeften centraal gesteld, met als gevolg de opkomst van de consumptiemaatschappij. De overheersende opvatting is dat geld verdienen en daarmee consumptieve behoeften bevredigen de manier bij uitstek is om het levensgeluk te bevorderen. Het tegenwoordig belangrijkste leefprincipe is het consumentisme.


 Intermenselijk contact versterkt het besef dat we allen
geestelijke wezens zijn. Foto Robert Churchill.
 

Consumptie is niet verkeerd maar consumentisme wel. De valse zekerheid dat consumptie het allerbelangrijkste in het leven is leidt onvermijdelijk tot grote teleurstellingen. Het menstype van de tegenwoordige mainstream-cultuur is "de consument", een gemakzuchtige persoon die wordt gemotiveerd door allerlei behoeften. Door de toepassing van de moderne communicatiemedia vindt de verspreiding van dat onjuiste idee op grote schaal plaats.

Maar veel mensen ontdekken op zekere dag dat men niet gelukkig kan worden door alleen consumptie-doelstellingen. Er komt een moment in het leven dat je opeens beseft dat het heerlijke leven zoals dat door veel tv-reclame wordt voorgespiegeld niet bestaat. Door het steeds weer aanschaffen van de nieuwste trendy spullen en het najagen van allerlei belevenissen en kick-ervaringen wordt een mens niet echt gelukkiger. Individuele personen worden zich bewust van het feit dat het consumentisme een dwaalspoor is en gaan op onderzoek naar een betere levensfilosofie.
 

Van intuïtief naar rationeel vitalisme

Evenals ten tijde van het Griekenland van Socrates zien we tegenwoordig een opleving van de filosofie. Veel mensen beseffen intuïtief dat het tegenwoordig in de wetenschap gangbare concept van de mens niet juist kan zijn. Ze zijn niet bereid om het mechanistische mensbeeld te accepteren en speuren in de bibliotheek en op het internet naar informatie over voor het leven belangrijke onderwerpen. Dan blijkt dat het intuïtieve vitalisme wel degelijk ook rationeel kan worden onderbouwd.

Het inzicht dat de mens een spiritueel wezen is, en niet alleen maar een chemische machine, opent belangrijke perspectieven om het levensgeluk te bevorderen. De opvatting dat al onze gedachten, besluiten en daden alleen maar het resultaat zijn van hersenprocessen biedt geen enkele hoop en is gelukkig onjuist. De hersenen zijn niet meer dan een instrument van de ziel; ze worden door de ziel gebruikt om zintuiglijke waarnemingen te ontvangen en lichamelijke activiteit te besturen. Het beste bewijs voor het vitalisme is wel dat deze filosofie in het dagelijks leven regelmatig door de feiten wordt bevestigd.

De filosoof Popper, die tegenwoordig meer en meer erkenning krijgt, heeft duidelijk gemaakt dat laboratorium-experimenten maar één methode van wetenschappelijke bewijsvoering vormen. Theorieën kunnen onder meer ook worden onderbouwd met ervaringen uit het dagelijks leven. Door toepassing van dit principe wordt ontelbare keren bewezen dat mensen méér zijn dan chemische machines. Dankzij de toegenomen communicatie-mogelijkheden is men tegenwoordig veel meer dan vroeger in staat tot uitwisseling van informatie over persoonlijke ervaringen. Daardoor groeit het maatschappelijke bewustzijn dat het mechanistische mensbeeld een dwaling is en dat de tijd rijp is voor een beter paradigma.
 

Vitalistische levenskunst

Toch gaat de verandering in de samenleving relatief langzaam. Met name in de reclame wordt de mens nog meestal vooral benaderd als een consument, iemand met ongelimiteerde behoeften. Wie in dat beeld gelooft beperkt zijn vermogen tot een bewuste leefwijze, gericht op het zelf verbeteren van de omstandigheden en het levensgeluk. In de mainsteam-cultuur wordt vooral geld verdienen beschouwd als een zinvolle doelstelling in het leven. De persoon die het lukt om snel rijk te worden is het voorbeeld van de geslaagde mens. Geld is zeker belangrijk maar om gelukkig te zijn is méér nodig, namelijk levenskunst. Men moet inhoud kunnen geven aan alle aspecten van het leven, niet alleen aan de financiële.

Het gaat er om tegenslagen zoveel mogelijk te beperken, en als ze toch voorkomen er zo mee om te gaan dat het levensgeluk er niet overmatig onder lijdt. Levenskunst is alleen mogelijk vanuit een vitalistische mensbeschouwing. Alleen op basis van een vitalistische filosofie is het mogelijk om zelf richting aan het leven te geven. Een groeiende categorie mensen zegt dan ook het materialisme en het consumentisme vaarwel. Ze maken de stap van fatalisme naar vitalisme, van hedendaagse predestinatie naar keuzevrijheid en zelfvertrouwen.


Vitalisme en samenleving

Er zijn aanwijzingen dat het individuele vitalisme geleidelijk ook in de mainstream-cultuur tot een doorbraak leidt. Dat is onder meer te danken aan de technologische vooruitgang, waardoor goede levensomstandigheden en vrije tijd voor brede lagen van de bevolking mogelijk zijn geworden. Zo zijn bijvoorbeeld de mogelijkheden voor communicatie, dankzij onder meer het internet en de mobiele telefonie, enorm toegenomen. Communicatie is voor het spirituele bestaan wat voeding is voor het lichaam. Als zielen kunnen we pas onszelf zijn en groeien door contact met andere zielen. Door communicatie met anderen blijf je beseffen dat mensen totaal verschillen van onbezielde dingen.

De hedendaagse media voor intermenselijke communicatie zijn daarom gunstig voor het maatschappelijke veranderingsproces in de richting van toenemende bewustwording over de spirituele werkelijkheid. Het verschil tussen een levend wezen en een onbezield ding valt onmiddellijk op zodra je ermee communiceert. Daarom is communicatie met andere mensen de sleutel tot vitalistische bewustwording. Als je een telefoonnummer belt en dan niet een persoon maar een computer aan de lijn krijgt merk je dat meteen. Hoe slim de computer ook geprogrammeerd is, het blijft altijd een onbezield ding. Mensen daarentegen reageren niet mechanisch maar vanuit hun bewustzijn. Mensen zijn in staat om aandacht voor elkaar te hebben.

Door middel van aandacht zijn zielen in staat om psychische communicatiekanalen met elkaar te creëren en in stand te houden. Het internet en de mobiele telefonie zijn daarbij belangrijke hulpmiddelen. Deze technische voorzieningen verbeteren de mogelijkheden voor intermenselijk contact, en vormen zo een stimulans voor de verdere doorbraak van het vitalisme in de wereld.