augustus
2005


Intelligent Design, een andere kijk op de evolutie (4)           naar deel 1

De creatie van een voor de mens bewoonbare wereld

door Jan Everink

Uit het verloop van de evolutie blijkt dat er een ontwikkeling heeft plaatsgevonden in de richting van een complexe levende natuur, waarbij in elk tijdperk zoveel mogelijk gebruik werd gemaakt van de toen beschikbare omgevingsfactoren. De levende natuur heeft stelselmatig de aarde verder bewoonbaar gemaakt voor volgende generaties van levensvormen.
Gedurende de eerste circa 3,5 miljard jaar van de aarde lijkt de evolutie relatief weinig vorderingen te hebben gemaakt. Het enige leven dat zich ontwikkelde bestond uit bepaalde algen in de toen bestaande zeeën.
Ongeveer 600 miljoen jaar geleden begonnen de dieren en planten zich te ontwikkelen. De mens verscheen pas ongeveer 35.000 jaar geleden in de omgeving van de evenaar op aarde, toen daar een aangenaam klimaat heerste dat we thans subtropisch zouden noemen.


Archaïcum

De eerste levensvorm op aarde was een bepaalde alg, en het opmerkelijke is dat deze algsoort de kooldioxide waaruit de atmosfeer toen bestond voor een groot deel heeft omgezet in zuurstof. Dat gebeurde waarschijnlijk ongeveer 2 miljard jaar geleden en de aarde was toen ook al 2 miljard jaar oud. Het leven zoals we dat nu kennen was totaal onmogelijk, onder meer omdat er geen zuurstof was. Dierlijk leven is alleen mogelijk als de lucht zuurstof bevat, want dierlijke organismen verbruiken zuurstof om energie te verkrijgen door het verbranden van voedsel. De eerste levensvormen op aarde hebben dus door de productie van zuurstof een belangrijke bijdrage geleverd aan de overlevingsmogelijkheden van de soorten die na hen verschenen.

Gedurende de eerste ruim 3 miljard jaar van de aarde was er nauwelijks sprake van evolutionaire ontwikkeling. Deze periode wordt het archaïcum ofwel precambrium genoemd. Het enige leven dat zich ontwikkelde bestond uit de genoemde algen in de zeeën van die tijd. Pas ongeveer 600 miljoen jaar geleden begonnen de dieren en planten zich te ontwikkelen. Toen begon het paleozoïcum, dat bijna 400 miljoen jaar heeft geduurd.


Paleozoïcum

Aan het begin van het paleozoïcum vond gedurende een relatief korte periode van 5 tot 10 miljoen jaar de "Cambrische explosie" plaats. Dit was een "explosie" wat betreft de ontwikkeling van nieuwe diersoorten. Uit de gedurende deze periode voor het eerst op aarde verschijnende diersoorten zijn alle latere soorten voortgekomen.

Tijdens het paleozoïcum ontwikkelden het leven in de zeeën en op het land zich grotendeels onafhankelijk van elkaar. In de zeeën verschenen allerlei soorten schelpdieren en vissen. Op het land werd de plantengroei steeds uitgebreider. De aarde werd bedekt met bossen.

Vooral in de tweede helft van het paleozoïcum heeft het dierenleven zich op het land verder ontwikkeld. Dat kon omdat het plantenleven toen al zeer uitgebreid was. Zonder plantenleven is geen dierenleven mogelijk, en het lijkt er dus ook in het paleozoïcum op dat de evolutie in de richting van een bepaald doel heeft gewerkt. Toen de dieren uit de zee het land begonnen te veroveren waren daar juist op tijd al de bossen die ze nodig hadden aanwezig.


De ontwikkeling van een bewoonbare wereld

Circa 230 miljoen jaar geleden zijn we aangeland in een geologisch tijdperk dat wordt aangeduid als het mesozoïcum. Aan het begin van het mesozoïcum bestond al een uitgebreide planten- en dierenwereld, maar voor menselijke bewoning was de aarde nog ongeschikt. Het mesozoïcum duurde ongeveer 170 miljoen jaar en daarna begon het kenozoïcum, het tijdperk waar we nog steeds in leven.

Gedurende deze twee tijdperken is de natuur sterk veranderd. Aan het begin van het mesozoïcum was het land bedekt met enorme bossen, waarin voornamelijk reuzereptielen rondliepen. In het kenozoïcum zijn deze dinosaurussen verdwenen en is de aarde bevolkt door een grote variatie aan diersoorten.

Er zijn dan onder meer allerlei zoogdieren en vogels, de atmosfeer bevat een flink percentage zuurstof en het klimaat begint met name rond de evenaar heel aangenaam te worden. Ook deze periode van 230 miljoen jaar lijkt de evolutie een duidelijke bedoeling te hebben gehad: de planeet verder geschikt te maken voor de mens.


De intelligentie van planten en dieren

Als in de natuur een creatieve intelligentie aanwezig is die de evolutie heeft gestuurd in de richting van toenemende leefbaarheid waarom is deze creativiteit dan niet voortdurend zichtbaar? Bij dieren zien we hoe deze een instinctief gedragspatroon hebben en vrijwel niet in staat zijn om zichzelf aan de omstandigheden, of de omstandigheden aan zichzelf, aan te passen.

Een duif bouwt bijvoorbeeld altijd hetzelfde soort zeer eenvoudige nest van wat takjes. Vervolgens worden volgens een vaststaand schema eieren gelegd en uitgebroed. Daarna worden de jongen gevoerd en tegen weer en wind beschermd. De jonge duiven groeien snel en maken in korte tijd allerlei gedaanteveranderingen door. Op een dag zijn ze plotseling volwassen en vliegen ze uit.

Voor de instinctieve gang van zaken in het dierenrijk is ontegenzeggelijk veel intelligentie nodig maar deze intelligentie komt niet, zoals bij de mens, tot uiting in creatieve aanpassing van de omstandigheden. Hoe is een duif die nog nooit gevlogen heeft plotseling in staat om het luchtruim te kiezen, zonder moeilijkheden gracieus rond te vliegen, en vervolgens ergens feilloos op een precieze plek te landen? Zo gaat het overal in de levende natuur. We zien overal zeer gespecialiseerde intelligentie maar vrijwel geen creatieve pogingen om de bestaande patronen te verbeteren. Aanpassingen van de soort vormen blijkbaar een uitzondering op de normale gang van zaken en komen slechts sporadisch voor.


Aanpassingen zijn uitzonderlijke prestaties

Het lijkt zo te zijn dat een levend organisme behalve over instinctieve intelligentie en vaardigheid ook over uitgebreide en gedetailleerde biochemische en fysiologische kennis beschikt. Deze kennis lijkt echter normaliter voor de plant of het dier zelf verborgen te blijven.

Waarschijnlijk treedt soms in noodsituaties een mechanisme op waardoor de in elke levensvorm aanwezige spirituele entiteit, die door Paracelsus de archeus werd genoemd, het vaste gedragspatroon doorbreekt en iets anders probeert. Als een archeus bij hoge uitzondering afwijkt van zijn instinctieve gedrag en zijn normaliter onbewuste intelligentie, kennis en creativiteit gebruikt om zichzelf aan de natuurlijke omstandigheden aan te passen kan een evolutionaire sprong ontstaan. Zo'n succesvolle aanpassing kan dan het begin van een nieuwe variant of soort zijn.

De eerste spirituele entiteiten die de evolutie hebben opgestart zijn mogelijk vanuit de ruimte naar deze planeet gekomen. Ze brachten bepaalde organische moleculen op aarde en hebben hun creatieve intelligentie gebruikt om de algen te creëren die het begin waren van de levende natuur.

Het is verder denkbaar dat tijdens de "Cambrische explosie" opnieuw spirituele entiteiten naar deze planeet zijn gekomen. Deze brachten mogelijk de kennis mee voor het evolutionair ontwikkelen van een complexe levende natuur.


Tijdens de ijstijden aangenaam klimaat in de tropen

Het lichaam van homo sapiens is echter waarschijnlijk niet voortgekomen uit de evolutie die hier op aarde heeft plaatsgevonden. Wél zijn er in het kenozoïcum allerlei mensachtigen verschenen maar deze zijn ook weer verdwenen. Homo sapiens verscheen pas ongeveer 35.000 jaar geleden op aarde, als een ander soort wezen dan de eerdere humanoïden.

Dat de mens dit tijdstip uitkoos om op aarde te komen lijkt vreemd want de laatste miljoen jaar van het kenozoïcum, de periode die wordt aangeduid als het quartair, is de aarde voor een groot deel bedekt met ijs. De aarde lijkt in deze ijstijden niet geschikt voor menselijke bewoning. Sinds ongeveer 11.000 jaar leven we in een relatief warme periode binnen het quartair, maar in feite bevinden we ons nog in de ijstijden.

De huidige warme periode wordt wel alluvium genoemd terwijl de veel langere eerdere periode wordt aangeduid als het diluvium. Van het diluvium is in de herinnering van de mensheid vooral bewaard gebleven dat er grote overstromingen in plaatsvonden. Onder meer vond er een grote overstromingsramp plaats ongeveer 11.000 jaar geleden. Deze ramp markeerde de overgang van het diluvium naar het alluvium.

Schijnbaar is de huidige warme periode, het alluvium, veel beter geschikt voor menselijke bewoning dan het koude diluvium. We moeten echter bedenken dat tijdens het diluvium rond de evenaar een heel aangenaam klimaat heerste. Tegenwoordig is het klimaat in de tropen meestal veel te warm. De mens verscheen in de tropische omgeving op aarde toen daar een aangenaam klimaat heerste dat we thans subtropisch zouden noemen.


Civilisaties vóór de zondvloed

Uit vele archeologische vondsten is gebleken dat er ongeveer 35.000 jaar geleden een wezen op aarde verscheen dat beschikt over veel grotere intelligentie en creativiteit dan alle andere soorten op deze planeet. Ook genetisch verschilt deze homo sapiens aanzienlijk van de mensachtigen die vóór hem hebben bestaan. Er zijn veel aanwijzingen dat homo sapiens vanuit de ruimte naar deze planeet kwam.

In 1974 verscheen een interessant boek door Richard Mooney, getiteld "Kolonie Aarde", waarin met overtuigende argumenten wordt betoogd dat er al vóór de zondvloed zeer hoogwaardige civilisaties op aarde bestonden. Volgens Mooney is de mens ergens gedurende het pleistoceen (diluvium) met ruimteschepen op aarde geland. Ook volgens Erich von Däniken zijn er in het verleden bezoekers vanuit de ruimte naar de aarde gekomen. Hij schreef onder meer het bekende boek "Waren de goden kosmonauten?" Volgens deze en andere auteurs werd de aarde vanuit de ruimte gekoloniseerd.


De zondvloed

Als de mens met ruimteschepen naar de aarde is gekomen waarom zijn er dan vrijwel geen overblijfselen van de hoogwaardige civilisaties die deze ruimtevaarders hebben gesticht? Deze mensen moeten immers de beschikking hebben gehad over een vergevorderde techniek!

De verklaring die Mooney geeft is dat er op aarde een verschrikkelijke overstromingsramp heeft plaatsgevonden die alle sporen van de toen bestaande cultuur heeft weggevaagd. Dit idee wordt bevestigd door het feit dat in alle religieuze overleveringen sprake is van een ontzettende overstromingsramp die ooit heeft plaatsgevonden: de zondvloed.

De Italiaanse archeoloog Mario Zanot maakte een studie van deze verhalen en ging daarnaast op zoek naar archeologische en andere aanwijzingen. Hij kwam tot de conclusie dat er meerdere enorme overstromingsrampen hebben plaatsgevonden die overeenkomen met de verhalen over de zondvloed.

Van drie zulke rampen kon hij het tijdstip vrij nauwkeurig bepalen. De Grote Zondvloed vond 11.000 jaar geleden, de Bijbelse Zondvloed 6000 jaar geleden en de relatief beperkte Minoïsche Zondvloed 3300 jaar geleden plaats.

Zanot kwam verder, evenals Mooney, tot de conclusie dat er bij elke zondvloed een aantal mensen waren die de gebeurtenis zagen aankomen. Deze mensen namen maatregelen en wisten aan de dood te ontsnappen. De bekende civilisaties op aarde zijn volgens Mooney gesticht door overlevenden van de Bijbelse Zondvloed.


Meerdere evoluties?

Als de evolutie een project was dat volgens een bepaald plan is verlopen dan is aannemelijk dat er in het universum herhaaldelijk evoluties plaatsvinden om planeten bewoonbaar te maken. Is er een hogere macht aan het werk die steeds opnieuw bepaalde planeten uitkiest en dan op deze planeten het begin van leven plaatst?

Dat zou mogelijk zijn als het universum al veel langer bestaat dan de 15 miljard jaar die zijn verstreken sinds de big-bang. Volgens sommige onderzoekers, zoals de astrofysicus Fred Hoyle, was de big-bang mogelijk niet het begin van de wereld maar een enorme ramp in een al heel lang bestaand universum. Zulke rampen zouden zelfs herhaaldelijk hebben plaatsgevonden. Dat de big-bang niet het begin van het universum was wordt bevestigd door het feit dat natuurkundigen deeltjes hebben gevonden die volgens hen vele biljoenen keren ouder zijn dan de periode sinds de big-bang. De wereld is waarschijnlijk al triljoenen jaren oud.

Als de ID-onderzoekers gelijk hebben en de evolutie het resultaat is van een bepaald plan dan is aannemelijk dat dit plan niet slechts eenmaal maar vaker wordt uitgevoerd. Zoals hier op aarde een voor de mens leefbare omgeving is gecreëerd zo is dat mogelijk ook op vele andere planeten gebeurd, en zo gebeurt het mogelijk nu en in de toekomst elders in het universum steeds opnieuw.